Vragen die mensen bewegen

Op deze pagina proberen wij vragen over ons geloof te beantwoorden. Met toestemming van de schrijvers plaatsen wij hun vraag anoniem op deze site. Als u vragen hebt die op deze site passen (omdat anderen vaak met dezelfde vragen zitten), horen we deze graag. Voorlopig kunt u deze per mail sturen aan een van de voorgangers van de Andreaskerk. Wij hopen een passend antwoord te kunnen geven.

Waarom moest Jezus aan het kruis sterven en hoe zit het met mensen die Jezus niet konden kennen?

Vraag van R.:

Ik vraag me af waarom Jezus eigenlijk moest sterven voor onze zonden. Ik weet natuurlijk dat dat is zodat wij een eeuwig leven mogen ontvangen en vrij zijn van zonden. God zag dat de wereld slecht was en daarom stuurde hij Jezus. Maar hoe zit het dan met al de gelovigen die stierven voordat Jezus voor ons stierf? Die kwamen toch ook in de hemel? Waarom moest Jezus dan zo lijden? Jozef en Izak en alle anderen waren ook gelovig maar ook zondig. Was voor hen het sterven van Jezus dan niet nodig?

Beste R., eigenlijk zijn het meerdere vragen die allemaal met elkaar te maken hebben. Laat ik beginnen met een aantal statements.

  • Het lijden en sterven van Jezus was geen ongeluk. Jezus wist heel goed wat Hem in Jeruzalem te wachten stond, namelijk verraad en het sterven. Hij ging naar Jeruzalem om daar te sterven; beter gezegd: om daar zijn leven te geven als een offer (Marcus 10:45).
  • Dit ‘offer’ heeft zeker met onze zonden te maken – maar dit is niet het enige. Jezus betaalt een prijs (losgeld) zoals je vroeger slaven hebt vrijgekocht door een bepaald bedrag te betalen. Alleen werd aan het kruis niet met geld betaald maar met ‘bloed’ – dus met het leven van Jezus (1 Petrus 1:18). Jouw vraag is nu (waarschijnlijk): “Kon dit probleem niet anders opgelost worden? Kon Jezus niet gewoon Zijn almacht gebruiken om het probleem ‘zonde’ op te lossen? Waarom moest het langs de weg van het lijden en sterven aan het kruis?”
    Het antwoord is wat ingewikkeld. Houden we vast dat Jezus net voor Zijn arrestatie nog geworsteld heeft met de vraag of dit sterven echt nodig is. Hij noemt dit lijden een ‘beker’ die Hij moet drinken (Lucas 22:42). Een paar keer vraagt Hij Zijn hemelse Vader of deze beker niet aan Hem voorbij kan gaan. Het antwoord was nee. Er was blijkbaar geen andere mogelijkheid – en Jezus heeft heel bewust deze beker gedronken (Johannes 18:11). Waarom Jezus aan het kruis gestorven is – en niet door bijvoorbeeld een steniging – kunnen we alleen indirect beantwoorden. Naast vele voorbeelden uit het Oude Testament waar het sterven van Jezus aan het kruishout profetisch is afgebeeld (Numeri 21:7 / Joh. 3:14) moet hier worden gewezen naar een voorschrift in Deuteronomium 21:23. Als een misdadiger terecht gesteld werd moest hij daarna aan een houten paal worden gehangen – waarschijnlijk als waarschuwing – maar vooral omdat iemand die aan het hout hangt als een door God vervloekte werd beschouwd. Paulus verwijst in Galaten 3:13 naar deze tekst en geeft een veelzeggend antwoord: Jezus moest aan het kruishout worden gehangen om zodoende door God vervloekt te worden. Waarom? Als Jezus vervloekt wordt, kunnen wij de zegen van God ontvangen.
  • Waarom kon God niet een ‘oplossing zonder lijden en sterven aan het kruis bedenken? Hij had toch alles kunnen vergeven – dan was het kruis niet nodig geweest, of niet? Over deze vraag werd veel nagedacht en geschreven. Vaak proberen wij dit probleem op te lossen vanuit onze menselijke redeneringen (was ons mensen logisch lijkt). Blijkbaar was de schade in de schepping door de zonde groter dan wij ons voor kunnen stellen. Want niet alleen de mens en de schepping hebben een probleem gekregen – maar ook God zelf werd met een fenomeen geconfronteerd dat Hij niet door middel van Zijn almacht kon oplossen. Het heeft met verschillende eigenschappen van God te maken die door de zondeval (eenvoudig gezegd) in conflict met elkaar gebracht werden. Gods heiligheid (laten we het gemakshalve reinheid noemen) en Zijn gerechtigheid kunnen zonde niet verdragen. De natuurlijke reactie vanuit Gods wezen op zonde kan niet anders dan zich terugtrekken van zonde en van daarmee van de mensen. De Bijbel noemt deze beweging Gods toorn. En als God zich terugtrekt van de mens – nou ja, dan heeft die een geweldig probleem. Maar God heeft nu vanuit Zijn eigenschap die wij liefde noemen, ook een probleem. De liefde wil de zondige mens niet afstoten, maar naar zich toe trekken. Zijn heiligheid kan dit echter nooit toelaten. Gods gerechtigheid kan onrecht en schuld niet ongestraft laten (Wat zouden wij van een aardse rechter vinden die een schuldige laat lopen?). Dus de enige uitweg – zover wij als mensen vanuit de Bijbel hier goed zicht op hebben – was het lijden en sterven van Jezus. Beide eigenschappen van God werden door het lijden van Jezus aan het kruis verzoend: Gods gerechtigheid (in vorm van straf en zich terugtrekken = vloek) voltrok zich aan de ‘mens’ Jezus. De onschuldige nam plaatsvervangend uit liefde de straf en vloek op zich (Jesaja 53). Gods gerechtigheid én liefde kwamen dus in het sterven tot hun recht (2 Kor. 5:18-19).
  • En hoe zit dat met al de mensen die voor Jezus leefden – of die nooit van Jezus hebben gehoord? Het antwoord is eenvoudig maar niet makkelijk: Het offer dat Jezus heeft gebracht is eenmalig. Dat wil zeggen: dit éne offer is voldoende voor alle mensen in het verleden, heden en de toekomst. Dus de zonde die koning David heeft begaan en waar hij vergeving heeft gekregen (2 Samuel 12:13) werd door het kruis van Jezus betaald. En de zonden die iemand in de toekomst gaat doen, kunnen worden vergeven vanuit dat éénmalige offer van Jezus (Hebr. 9:24-27).
  • Lastiger is de vraag te beantwoorden hoe het met al de mensen zit die nog niets van Jezus hebben gehoord. Hier moet je een onderscheid maken tussen gelovigen in het OT en de overige volkeren.
    Wat de mensen betreft die in het Oude Testament hebben geleefd, kun je namelijk niet zeggen dat ze niet met Jezus te maken hebben gehad. Jezus benadrukt in Lucas 24: 26-27 dat alle Schriften van het OT over Hem spreken of van Hem getuigen (Johannes 5:39). Er wordt in het Nieuwe Testament herhaaldelijk gezegd dat de gelovigen in het OT (Abraham, Mozes, David, e.v.a.) eigenlijk in Jezus geloofden (Matteüs 22: 41-461 Kor. 10:4). Voor ons gevoel begint het leven van Jezus ergens in Betlehem zo’n 2000 jaar geleden – maar dat is natuurlijk niet correct. Jezus was al voor zijn menswording de eeuwige Zoon van God. Daarom kon Hij zeggen: “voordat Abraham bestond, ben ik er al geweest”. Hij sprak namelijk erover dat Hij een geloofsband met Abraham had die ruim 1900 jaar voor Christus leefde (Johannes 8:58).
    Wat de overige mensen betreft die nog nooit van Jezus en het kruis en de opstanding hebben gehoord, zijn er een aantal interessante teksten in de Bijbel. Voordat ik deze noem en bespreek, moet ik echter wel benadrukken dat het niet onze taak is te bepalen waar een mens de eeuwigheid doorbrengt door bijvoorbeeld te zeggen: ‘die of die gaat naar de hel’ of iets in die geest. Christus spreekt recht over alle mensen, wij hebben niet de opdracht te (ver)oordelen maar de weg te wijzen naar het Leven (met een grote ‘L’). Wij mogen echter ook niet uitspraken doen in de trant van: ‘die of die heeft nooit de kans gehad om Jezus te leren kennen – het zou toch oneerlijk zijn van God als die dan niet in de hemel komt.’ De kunst is om goed te luisteren wat er wel in de Bijbel staat en wat niet.
  • In Handelingen 17 spreekt Paulus in Athene tot mensen die nog nooit van Jezus hebben gehoord. Hij heeft het over God die de wereld geschapen heeft en de mensen. “Het was” – zo zegt Paulus nu – “Gods bedoeling dat ze hem zouden zoeken en hem al tastend zouden kunnen vinden” (17:27). Maar de mensen zijn in hun zoektocht niet echt verder gekomen dan het maken van afgodenbeelden – ook al voelden zij dat er een ‘onbekende God’ moet zijn (17:23). Het interessante is nu dat Paulus in vers 30 vier belangrijke dingen zegt over deze ‘aftastende godsdienst’ van mensen die Jezus niet kennen: 1) De tijd van onwetendheid is nu voor de Atheners voorbij want Paulus legt uit wie deze onbekende God is. 2) Deze tijd waarin de mensen tastend en dwalend God zochten werd door God ‘over het hoofd gezien‘ (letterlijk staat er: ‘overheen zien’). 3) Wel roept God alle mensen op zich tot de levende God te bekeren. 4) Deze God heeft Jezus aangesteld als Rechter over alle mensen – het bewijs hiervoor is Jezus’ opstanding uit de doden (17:31).
    Het gaat dus om een ‘tijd van onwetendheid’ die voor de Atheners voorbij was op het moment dat Paulus over Jezus gesproken heeft. Mensen die nog nooit over Jezus hebben gehoord – hetzij in vroegere tijden of vandaag – hebben daarom hun eigen ‘tijd van onwetendheid’. Zodra zij iets horen over Christus en zijn verlossend sterven is hun onwetende tijd voorbij. Ze staan op het punt om Jezus toe te laten (in Hem te geloven) of Hem te negeren en te verwerpen (ongeloof). Er is dus een onderscheid van ‘niet-gelovig’ en ‘on-gelovig’. Een ongelovige heeft de kennis over Jezus maar kiest bewust tegen Hem (soms ook door bewust ‘niet voor Hem te kiezen’). Een niet-gelovige is eigenlijk iemand die nog-niet-gelooft omdat hij de kennis nog niet heeft over Jezus. Uiteraard kan een niet-gelovige ook een ongelovige worden als hij bewust Jezus over het hoofd ziet.
    En lastige vraag is nu: wat betekent deze ‘tijd van onwetendheid’ waarop God geen acht slaat? Betekent dit dat deze mensen een soort ‘verontschuldigbriefje’ hebben en daarom automatisch naar de hemel gaan? Eerlijk gezegd heb ik hierop geen goed antwoord. Uit andere teksten in het Nieuwe Testament is namelijk wel duidelijk dat alle mensen een grandioos probleem vanwege de zonde hebben (Romeinen 3:19) en dat niemand zonder Jezus tot de Vader kan komen (Johannes 14:6). Wat mij persoonlijk het meest aanspreekt en vrede geeft in deze kwestie is het feit dat Gods oordeel betrouwbaar en rechtvaardig is (Openbaring 16:7; Psalm 119:75). Niemand zal ooit kunnen zeggen dat het niet eerlijk was hoe God geoordeeld heeft.

Ik hoop dat ik je vraag goed heb begrepen. Het antwoord is wat langer en uitvoeriger geworden. Uiteraard zou er veel meer gezegd kunnen worden. Mocht e.e.a. nog niet duidelijk zijn – of als naar aanleiding van mijn antwoord nieuwe vragen zijn ontstaan – hoor ik het graag.

Groet,

W.G.

Is de wet nou afgeschaft? Is er niet een tegenstrijdigheid tussen Jezus (Mat. 5:17) en Paulus (Efez. 2:15)?

Beste B.
Dit is een interessante vraag die echter niet in twee zinnen beantwoord kan worden. De tegenstelling in de teksten over de wet– wel of niet afgeschaft – is eigenlijk geen echte tegenstelling. Je moet goed kijken wat er eigenlijk gezegd wordt en wat niet.

Laten we beginnen met Jezus.
In Mat. 5:17en verder zegt Hij dat Hij niet gekomen is om de wet af te schaffen. Letterlijk: te ontbinden. Dat betekent: de geldigheid van de wet geheel of maar gedeeltelijk te beperken of niet bindend te verklaren. Ten tijde van Jezus was dit juist een ondeugd dat men bepaalde wetten omzeilde door allerlei trucjes. Een voorbeeld hiervan is het gebod de ouders eren. Dit werd door een vrome kreet buiten werking gezet door te zeggen: “korban”, dat wil zeggen ik geef (materiële zorg) aan de Here God in plaats van. aan mijn ouders. Dus de oude ouders kregen van hun oudste zoon geen materiële ondersteuning (= eren) als een pensioen, maar de informatie dat zoonlief het geld belooft aan God te geven.
Jezus maakt dus duidelijk dat de wet niet afgeschaft of afgezwakt gaat worden. Hij treedt immers op in de houding van: Ik ben de wetgever!

Nu komt echter het punt waar het op aankomt. Jezus is gekomen – niet om de wet af te schaffen – maar om de wet te vervullen.
Wat betekent dit? Er zijn verschillende aspecten:
– Jezus is gehoorzaam aan de wet (Hij werd besneden als teken van de gebondenheid aan de wet).
– Jezus heeft de wet gehouden – in tegenstelling tot alle andere mensen die de wet niet hebben gehouden. Hij was de eerste mens die de wet voor 100% gehouden heeft.
– Jezus benadrukt echter dat Hij gekomen is om de wet te vervullen. Dit is meer dan alleen gehoorzaam zijn. De betekenis van de wet vervullen kan omschreven worden als: het leven met God en de mensen beveiligen. Paulus zegt in Romeinen 7:9 dat de wet is gegeven om leven te brengen. Maar vanwege de zonde van de mens bracht de wet geen leven maar de dood en veroordeling, vloek en verslaving aan de zonde.
Jezus kondigt dus in de Bergrede aan dat Hij de eigenlijke bestemming van de wet (leven geven) zou vervullen. Hij brengt wat de wet niet heeft kunnen brengen omdat de mens zondig is. (Vgl. Rom. 8:3 – wat de wet niet vermocht, machteloos als ze was door ons zondige bestaan, dat heeft God bewerkt).
Niet de wet brengt leven maar Jezus. Hij bracht in vervulling wat de wet had moeten brengen. Daarmee is meteen een óf-óf-situatie geschapen: óf ik verwacht leven van de wet óf van Christus. De werking van de wet is niet afgeschaft. Als je eeuwig leven van de wet verwacht moet je de wet wel volledig, voor 100% vervullen. Één afwijking of overtreding van ons leidt tot veroordeling door de wet, dus de dood.
Nu zegt Paulus o.a. in Efez. 2:15 dat wij door Christus bevrijd zijn van de wet. Ze bestaat nog wel maar heeft geen autoriteit meer over ons leven. Waarom niet? Omdat wij voor de wet niet meer bestaan. Wij zijn immers door de wet veroordeeld en dood. Hoe dan? Omdat Christus door de wet veroordeeld is en wij door het geloof verbonden zijn met Christus.
Wij zijn “in Christus” – en daarmee buiten het bereik van de wet als heerschappij.
Dit bedoelt Paulus in Efez. 2:15 met: Hij heeft de wet buiten werking gesteld.